Het verhaal van Vaishali
door Iris Wilkinson (november 2002)
Ik heb Vaishali, een bedelaarsmeisje, zondag ontmoet en gesproken. Zij heeft geen vader, alleen een kreupele moeder. De moeder heeft vroeger waarschijnlijk polio gehad, ze is heel klein en heeft een bochel. Vaishali heeft geen broertjes of zusjes. Op 17 november was er een ontbijt in de kerk, mensen stonden wat te eten en praten. Ik zag Vaishali staan, zij keek rond in de hoop dat iemand haar zou zien. Ik riep haar en gaf haar wat te eten in de verwachting dat ze zou blijven staan maar zodra ze het ontbijt kreeg liep ze blij naar haar moeder en deelde het met haar. Vaishali kan niet ouder zijn dan een jaar of 11-12 maar als een kleine moeder zorgt ze voor de gehandicapte vrouw. De twee lopen rond met grote zakken gevuld met vodden, oud papier, plastic tasjes en andere dingen die ze verzamelen en verkopen. De dochter sjouwt met een grote zak, de moeder met een kleinere en lichtere.
Afgelopen zondag vertelde ik haar dat we met een school gaan starten voor haar en haar vrienden. Toen ik uitlegde dat ze op deze school zal leren lezen en schrijven, leek het alsof ze het plotse grote geluk niet kon bevatten, ze had een bedenkelijke uitdrukking in haar ogen.
De twee zijn een interessant stel, de kleine moeder die er uit ziet als een bundeltje oude kleren en het lange meisje met het ronde gezicht, krullend haar en glanzende ogen. Ze lijkt gelukkig te zijn en dol op haar moeder, niet bezorgd over wat de toekomst haar zal brengen.
Wij maken ons zorgen over Vaishali, ze wordt een mooie en aantrekkelijke jonge vrouw en kan gemakkelijk in verkeerde handen vallen. Als zij en haar moeder niet bij de kerk zitten, zitten ze op het trottoir tegenover het koffiehuis wat een favoriete verblijfplaats is voor jonge mannen. Vaishali en andere bedelaars zijn voor de meeste mensen minderwaardige wezens, een plaag, op zijn hoogst krijgen ze een muntje toegeworpen omdat niemand te dicht bij ze wil komen. Maar als iemand om wat voor reden dan ook toch kijkt, praat of lacht naar hen, zijn ze gevleid en blij als mens behandeld te worden.